De fysieke basis van magnetische resonantie beeldvorming (MRI) is het fenomeen kernspinresonantie (NMR). Om te voorkomen dat het woord 'nucleair' angst bij mensen veroorzaakt en om het risico van nucleaire straling bij NMR-inspecties te elimineren, heeft de huidige academische gemeenschap nucleaire magnetische resonantie veranderd in magnetische resonantie (MR). Het MR-fenomeen werd ontdekt door Bloch van Stanford University en Purcell van Harvard University in 1946, en de twee kregen in 1952 de Nobelprijs voor de Natuurkunde. In 1967 verkreeg Jasper Jackson voor het eerst MR-signalen van levend weefsel bij dieren. In 1971 stelde Damian van de State University van New York in de Verenigde Staten voor dat het mogelijk is om het fenomeen magnetische resonantie te gebruiken om kanker te diagnosticeren. In 1973 gebruikte Lauterbur magnetische gradiëntvelden om het probleem van de ruimtelijke positionering van MR-signalen op te lossen, en verkreeg hij het eerste tweedimensionale MR-beeld van een watermodel, dat de basis legde voor de toepassing van MRI op medisch gebied. Het eerste magnetische resonantiebeeld van het menselijk lichaam werd in 1978 geboren.
In 1980 werd de MRI-scanner voor het diagnosticeren van ziekten met succes ontwikkeld en begon de klinische toepassing. De International Magnetic Resonance Society werd formeel opgericht in 1982, waardoor de toepassing van deze nieuwe technologie in medische diagnose- en wetenschappelijke onderzoekseenheden werd versneld. In 2003 wonnen Lauterbu en Mansfield gezamenlijk de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde als erkenning voor hun grote ontdekkingen op het gebied van magnetische resonantiebeeldvorming.
Posttijd: 15 juni 2020